Een verhaal

Er was eens een man. Hij was niet goed in relaties. Zolang het wel goed ging was hij de fijnste geliefde, de meest positieve en betrokken partner die je je maar kon voorstellen.

En soms waren er dagen bij dat er een ondragelijke spanning was in het huis waar hij woonde samen met zijn geliefde. Ze kenden en herkenden de liefde in elkaar maar hadden eerder nooit geleerd hoe ze elkaar konden bereiken wanneer er een conflict was.

Hij nam alle opmerkingen persoonlijk en werd gemeen in zijn uitlatingen tegen haar. Hij greep de macht. Hij deed alsof zij de schuld was van iedere ruzie. En waarom? Laat het me je vertellen van dat wat ik er van weet.

De man was natuurlijk ooit kind geweest; het jongste kind van vier. Hij was de laatste en het meest onverwachte geluk wat zijn ouders nog konden verwachten. Hij bracht licht in een uitzichtloos bestaan.

Zijn moeder vertroetelde hem en gaf hem wat hij maar wilde. Ze wist dat hij de laatste zou zijn die ze zo klein bij zich mocht houden. Dat triggerde haar angst hem te verliezen.

En hij leerde nooit hoe het was om kritiek te krijgen, afgewezen te worden. Hij werd geliefd. En het verdrietige was: zijn broertjes en zus kregen minder en minder aandacht van vader en moeder die zo op de kleinste gericht waren.

Moeder had 10 maanden voor de geboorte van deze baby haar dierbare vader verloren. Ze was ontroostbaar, haar vader die zo zielsveel van haar hield was nu weg. Ze voelde een onpeilbare leegte.

En tot ieders verbazing werd ze onverwacht zwanger en groeide in haar een kind die ze bij voorbaat al haar redding noemde, de redding en haar troost. Ze zag het nieuwe leven als geschenk van God om haar te troosten in haar verdriet.

Kort voor de bevalling waren er complicaties en de dokter zei haar dat er grote kans was dat zij de bevalling niet zou overleven. De moeder kwam terecht in een doodsangst die ze nooit eerder zo had gevoeld. Haar bloeddruk steeg, haar krampen namen toe.

De man warover ik sprak, de baby dus, moet dat gevoeld hebben in de van oorsprong oerveilige bedding waarin hij lag.
De hemel kreeg de spanning van de hel. Misschien is daar de basis gevormd voor zijn grote angst verlaten te worden door alles wat hij kende. Hij had geen verweer.

Hij werd best snel geboren in goede gezondheid en de voorspelling van de dokter kwam gelukkig niet uit; op het kaartje stond ‘moeder en zoon maken het goed’.

Maar tot de dag van vandaag zit ergens in zijn bange genen die grote angst verlaten te worden door dat wat hem het dierbaarst is voor dat wat voor al zijn veiligheid staat.

En hij heeft het nooit willen zien, nooit zo begrepen tot hij zijn lief tegenkwam. En ze zag een man die alles onder controle had en haar spiegel, die ze hem gaf, niet kon verdragen.
Een vrouw die alleen maar bij hem weg wilde wanneer hij de macht nam, het wilde bepalen. En hij heeft zelf nooit gezien dat hij dat deed uit angst verlaten te worden, bang voor de totale ontreddering.

Nooit, nee dat is niet waar. Er kwam een nacht dat de zon doorbrak die het zo duidelijk maakte dat hij nog te leren had niet langer bang te hoeven zijn verlaten te worden. Zijn lief hield zoveel van hem daar mocht hij op leren vertrouwen. Zij wilde soms alleen maar wat ruimte die hij haar juist dan niet kon geven, uit angst verlaten te worden.

En alleen dit besef kon hem redden en zou kunnen maken dat hij leerde hoe om te gaan met de angst voor verlies.

Die nacht was vannacht.
Die moeder was mijn moeder.
Die lief is mijn liefste.
En die man?
Die man, dat ben ik.

Bert